De maatschappelijk werker Linus Baker, werkend bij het Ministerie van Toezicht Magische Jongeren (MTMJ), leidt een rustig leventje. Deze bestaat voornamelijk uit werken en het zichzelf thuis comfortabel maken. Lines houdt niet van gezeur en doet daarom netjes zijn werk en staat als hij thuiskomt netjes zijn buurvrouw te woord, die eigenlijk altijd iets te kletsen heeft.
Zijn werk houdt in dat hij langs weeshuizen gaat en daar de magische jongeren observeert en het weeshuis inspecteert. Hier schrijft Linus dan netjes een rapport over. Aan de hand van zijn rapporten wordt er bepaald of de jongeren goed behandeld worden en of het weeshuis open mag blijven of gesloten dient te worden. Al met al heeft Linus een saai bestaan.
Op een dag krijgt hij een bijzondere opdracht, hij moet een maand lang naar een weeshuis om zes magisch begaafde kinderen te onderzoeken. Dit keer zijn het niet zomaar magische jongeren, maar jongeren die een gevaar voor de samenleving kunnen worden. Het gaat om Talia (een meisjeskabouter), Theodore (een gevleugeld draakje), Phee (een nimf), Chauncey (een groen, kwalachtig wezen), Sal (een jongen die een miraculeuze verandering ondergaat wanneer hij bang is) en Lucy (een zesjarige antichrist).
En daarbij komt er ook nog eens de directeur van het weeshuis, Arthur Parnassus. Dit is een bijzonder nette en rustige man, maar ergens lijkt het of hij iemand anders is. Waar Linus in het begin netjes alles volgens het boekje doet, krijgt hij tegen de regels in steeds meer een band met de jongeren. Hij ziet daadwerkelijk wie ze zijn, in plaats van wat ze zijn. Dit zorgt voor een belangrijke beslissing in zijn leven, zo niet de belangrijkste, volgt hij het regelboek of volgt hij zijn hart?
Maatschappelijke boodschap
Het verhaal dat Klune neerzet is eigenlijk niet heel erg spannend, maar toch wil je dit boek in een ruk uitlezen. Ondanks dat het een beetje kneuterig is, vooral door het gedrag van Linus Baker, blijft het toch trekken om het boek weer te pakken in alle vrije minuten die je kan vinden op een dag.
Wat Klune erg goed doet is de vinger op de zere plek leggen van de huidige maatschappij. Het lijkt tegenwoordig allemaal te draaien om de regeltjes en er wordt, zo lijkt het, steeds minder gekeken naar de persoon. En in dit boek laat Klune heel goed zien wat er gebeurt als je kijkt naar “wie” iemand is in plaats van naar “wat” iemand is. Als we eens de moeite nemen om iemand te leren kennen in plaatst van op vooroordelen af te gaan. Dat is wat Linus Baker ook leert in dit verhaal. En door te kijken naar wie iemand is, wordt de situatie ineens heel anders.
Klune heeft ooit aangegeven de anti-Rowling te zijn. Dat heeft voornamelijk te maken met het accepteren van de diversiteit van de mensen. Dit laat hij in dit boek ook heel mooi naar voren komen, zonder dat het storend wordt of dat het er te dik bovenop ligt. Zo valt Linus Baker op mannen, maar dit is niet het hoofdonderwerp ,maar gewoon een gegeven. Hetzelfde geldt voor de zes kinderen in het weeshuis, iedereen is anders en iedereen heeft iets waardoor ze door de buitenwereld als buitenstaanders worden geclassificeerd, maar als men ze leert kennen komen ze erachter dat het hele leuke kinderen zijn die er mogen zijn. Hierdoor leest het boek superleuk, maar toch zit er een diepere maatschappelijke boodschap in.
Conclusie
Klune heeft een geweldige YA boek neergezet met een zeer actueel thema. Zijn schijfstijl is echt goed, lekker vlot en niet te overdreven. Je wordt helemaal meegesleept in het verhaal. Door het thema en hoe Klune het allemaal beschreven heeft ga je ook naar jezelf kijken en hoe jijzelf tegen andere aankijkt. De kernboodschap die Klune ons wil meegeven is dan volgens mij ook dat iedereen er mag zijn en iedereen het verdient om van gehouden te worden. Dit maakt de wereld die we kennen toch weer een stukje mooier als we hieraan gehoor kunnen geven.
Laat een berichtje achter